home *** CD-ROM | disk | FTP | other *** search
/ Train je hersenen (Starters Editie) / Brain Training.bin / Brain Training Starters Setup.msi / _5EAC99D7BA9E4982A1CC5D46D7E04AF0 < prev    next >
Text File  |  2006-08-21  |  4KB  |  69 lines

  1. Uit: De kleine Johannes (1885)
  2. Frederik van Eeden
  3. Ik zal u iets van den kleinen Johannes vertellen. Het heeft veel van een
  4. sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zoo gebeurd.
  5. Zoodra gij het niet meer gelooft, moet ge niet verder lezen, want dan
  6. schrijf ik niet voor u. Ook moogt ge er den kleinen Johannes nooit over
  7. spreken, als ge hem soms ontmoet, want dat zou hem verdriet doen en het
  8. zou mij spijten, u dit alles verteld te hebben.
  9.  
  10. Johannes woonde in een oud huis met een grooten tuin. Het was er
  11. moeilijk den weg te vinden, want in het huis waren veel donkere
  12. portaaltjes, trappen, kamertjes en ruime rommelzolders, en in den tuin
  13. waren overal schuttingen en broeikasten. Het was een heele wereld voor
  14. Johannes. Hij kon er verre tochten in maken en hij gaf namen aan alles
  15. wat hij ontdekte.
  16.  
  17. Voor het huis had hij namen uit het dierenrijk: de rupsenzolder, omdat
  18. hij er rupsen groot bracht; het kippenkamertje, omdat hij daar eens een
  19. kip gevonden had. 
  20. #
  21. Die was er niet van zelve gekomen, maar daar door
  22. Johannes' moeder te broeien gezet. In den tuin koos hij namen uit het
  23. plantenrijk, en lette daarbij vooral op de voortbrengselen, die voor hem
  24. van belang waren. Zoo onderscheidde hij een frambozenberg, een
  25. dirkjesbosch en een aardbeiδndal. Heel achter was een plekje, dat hij
  26. het paradijs noemde en daar was het natuurlijk erg heerlijk. Daar was
  27. een groot water, een vijver, waar witte waterleliδn dreven en het riet
  28. lange fluisterende gesprekken hield met den wind. Aan de overzijde lagen
  29. de duinen. Het paradijs zelf was een klein grasveldje aan dezen oever,
  30. omringd door kreupelhout, waartusschen het nachtegaalskruid hoog
  31. opschoot. Daar lag Johannes dikwijls in het dichte gras en tuurde
  32. tusschen de schuifelende rietbladen door naar de duintoppen over het
  33. water. 
  34.  
  35. Op warme zomeravonden was hij daar altijd en lag uren te staren,
  36. zonder zich ooit te vervelen. 
  37. #
  38. Hij dacht aan de diepte van het stille,
  39. heldere water voor zich, hoe gezellig het daar moest zijn, tusschen die
  40. waterplanten, in dat vreemde schemerlicht, en dan weer aan de verre,
  41. prachtig gekleurde wolken, die boven de duinen zweefden, wat daar wel
  42. achter zou zijn en of het heerlijk zou zijn daarheen te kunnen vliegen.
  43.  
  44. Als de zon juist was ondergegaan, stapelden de wolken zich daar z≤≤
  45. opeen, dat ze den ingang van eene grot schenen te vormen en in de diepte
  46. van die grot schitterde het dan van zachtrood licht. Dat was wat
  47. Johannes verlangde. Kon ik daarin vliegen! dacht hij dan. Wat zou daar
  48. wel achter zijn? Zou ik daar eenmaal, eenmaal kunnen komen ...
  49.  
  50. Maar hoe dikwijls hij dat wenschte, telkens viel de grot in vale,
  51. donkere wolkjes uiteen, zonder dat hij er dichter bij konde komen. 
  52. Dan werd het koud en vochtig aan den vijver en hij moest weer zijn donker
  53. slaapkamertje in het oude huis gaan opzoeken.
  54. #
  55. Hij woonde daar niet geheel alleen; hij had een vader, die hem goed
  56. verzorgde, een hond die Presto en een kat die Simon heette. Natuurlijk
  57. hield hij van zijn vader het meest, maar Presto en Simon achtte hij
  58. volstrekt niet zooveel beneden hem, als een groot mensch dat zou doen.
  59. Hij vertrouwde zelfs meer geheimen aan Presto dan aan zijn vader, en
  60. voor Simon gevoelde hij een eerbiedig ontzag. Nu, dat was geen wonder!
  61.  
  62. Simon was een groote kat met glanzig zwart vel en een dikken staart. Men
  63. kon hem aanzien, dat hij volkomen overtuigd was van zijn eigen grootheid
  64. en wijsheid. 
  65. Hij bleef altijd even deftig en voornaam, zelfs als hij
  66. zich verwaardigde even met een rollende kurk te spelen, of achter een
  67. boom een vergeten haringkop op te knauwen. Bij de dolle uitgelatenheid
  68. van Presto kneep hij minachtend de groene oogen toe en dacht: Nu ja! Die
  69. honden weten niet beter.